Ondergronds

 

Ondergronds

Tekenaar: Mannaert Wauter
Scenarist: Jaeger Pierre De
Uitgeverij: De Bezige Bij, Oog & Blik

Toen we de eerste platen van Ondergronds in Stripgids aantroffen, hadden we meteen een boontje voor het spontane, dynamische tekenwerk dat ons wat deed denken aan Christophe Blain (effectief een inspiratiebron voor Wauter Mannaert, we hebben het gecheckt) en in de verte aan Lincoln. Een overeenkomende factor zit ‘m in de beweeglijkheid. Da’s niet te ver gezocht want Mannaert studeerde animatiefilm en houdt er een interessante activiteit als muzikant op na door op tot muziekinstrumenten omgebouwde gameboys te spelen. Zijn kompaan Pierre De Jaeger is journalist en scenarist van opleiding. Zijn pen stelt hij ten dienste van onder meer Brusselse radiostatons en hij schrijft fictie voor radio, kortfilms en occasioneel voor strips. Met een eerdere stripsamenwerking dongen de twee residenten van Schaarbeek mee in de Stripstrijd van Focus Knack. Ondergronds is hun albumdebuut en dat wij het hier zo met complimenten willen overladen, maakt er in onze ogen dus een opgemerkt albumdebuut van.

Het verhaal leest als een trein. De energieke instrumentenbouwer Harold komt in de crisis van de jaren 1930 in de VS niet aan de bak en moet noodgedwongen een baantje zien te versieren in een fabiek ergens in de woestijn. Dat er honderden andere gegadigden zijn voor slechts één vacature, houdt ‘m niet tegen. In een wedren naar het aanwervingsbureautje wint hij het van de anderen. Hij wordt meteen aan een lopende band gezet en mag er windmolentjes en landschapjes schilderen op koffiemolens, de ene na de andere. Hij ziet er snel de fun van in en maakt van elke schildering een sequentiële illustratie. Samen vormen ze een amusant tekenfilmpje waarin een vrouw in het beeld opkomt en haar kleren verliest door een heftig klapwiekende molen. De baas vindt het minder om te lachen. Harold mag voortaan kolen scheppen. Wanneer hij zijn schop verliest in een keldergat, betreedt hij een ondergrondse ruimte waar zich mensen schuilhouden. Hij wordt snel opgenomen in de onderaardse gemeenschap en een meisje ziet hem wel zitten. Maar hoe lang kan het vreedzame bestaan nog duren? Het neefje van de steenrijke fabriekseigenaar trekt zich namelijk meer aan van wat hij nog dieper onder de grond poogt aan te treffen dan met het bestuur van de fabriek. Zijn oom lijdt aan een bizarre en zeldzame kwaal dat nog van pas kan komen in zijn queeste.

Ondanks de periode van de crisisjaren is dit zeker geen zwaarmoedige versie van How Green Is My Valley. De verhaalontwikkelingen evolueren van een realistisch, lichtkomisch verhaal naar een avonturenstrip met onverwachtse fantasy-elementen. Maar het wordt nergens te zwaar op de maag. Zelfs in hun vergezochtheid — dat zal je beamen als je de ondergrondse verrassing tegenkomt — kan je de auteurs nog geen “nu ga je te ver, jongens” verwijten. Geen enkele slechterik is écht kwaadaardig te noemen en de goeierds stralen harmonie uit. Noem het licht entertainment, wij noemen het gewoon een sterk albumdebuut. Graag meer van dat.

___________________________

___________________________