Duke

 

Duke

Tekenaar: Huppen Hermann
Scenarist: Huppen Yves
Uitgeverij: Lombard

In een piepkleine mijnwerkershut staat een leeg blik op een schap. ’s Nachts stopt goudgraver Cummings er stiekem wat scheefgeslagen klompjes in. Ooit zullen hij en zijn gezin een betere toekomst hebben. Maar Aurelio is niet alleen naïef, hij is ook dom. McCaulky en zijn trawanten hadden hem in de gaten en vinden bij een huiszoeking direct het goud. Wat later worden zijn vrouw en dochtertje in koelen bloede vermoord. Niemand steelt ongestraft van mijneigenaar Mullins! Deze zoveelste executie is de druppel voor Cummings mijnmakkers. McCaulky moet dood en een getormenteerde Cummings zal hem neerschieten. Met zijn vieren trekken ze naar het dorpsbordeel waar McCaulky’s bende stoom aan het aflaten is. Plots zwaait een slaapkamerdeur open. Een pompende McCaulky kijkt de mijnwerkers hijgend en stomverbaasd aan. Cummings neemt zijn colt, richt de loop en schiet een kogel door zijn hoofd. Een vuurgevecht ontstaat. Hulpsheriff Duke Finch, die in de kamer ernaast met zijn favoriete dame de liefde bedrijft, heeft nu genoeg lijken gezien. Hij wil McCaulky uit zijn stad krijgen. Dood of levend.

Meer dan honderd strips heeft de intussen 78-jarige Hermann al getekend en de kwaliteit ervan is zeker de laatste jaren wisselvallig te noemen. Maar voor de lezers die de spanning nu al niet meer aankunnen: Deze Duke is weer een goede. Het scenario van zoon Yves H. houdt steek en jongleert met alle old school westernclichés. Hierdoor is deze nieuwe reeks een eerbetoon geworden aan de westernpioniers zoals Marion “Duke” Morrison, beter gekend als John Wayne. Alle vaste ingrediënten zijn aanwezig: het corrupte gezag, de omnipotente mijnbaas en zijn moordend crapuul, een rechtschapen hulpsheriff en het berouwvolle hoertje. Scenarist Yves Huppen mixt alles goed door elkaar en giet er net zoals in Zonder Pardon een harde saus geweld over. En het werkt. Oef.

Maar een Hermann koop je toch vooral omwille van de tekeningen. Die zijn deze keer wisselvallig. Ook nu weer maakt de voorzitter van het voorbije stripfestival van Angoulême grootse cinema die niet beweegt. Geen vluchtlijntjes, geen stofje enzovoort verstoren de dramatiek van de pagina. En toch zit je helemaal in het verhaal. Wij hoorden in de achtergrond zelfs de harmonica van Ennio Morricone aanzwellen wanneer de held je tegemoet komt op zijn paard, omgeven door het tegenlicht van de zon. Het duel gaat beginnen. De enige onomatopeeën die je hoort, zijn de BANGs van de geweerschoten. Waw. Hermann kan het nog.

In zijn verstilde cinema compenseren de gezichten al jaren de afwezigheid van gebaren. De Ardennees gaat in recente interviews hier steevast op door en stipuleert zelfs dat te banale gezichten het verhaal afzwakken. Bovendien is hij van mening dat de westernvrouwen uit 1860 er gerimpeld, ruw en lelijk uitzagen waardoor hij geen Claudia Cardinale met een prachtig kapsel meer hoeft te tekenen. Tja. Excuses bestaan om gebruikt te worden, of niet soms? Op stripfora zeggen kwatongen dat de Hermann van vandaag geen schone mensen meer kan tekenen. Of erger nog, dat bijna elke kop rechtstreeks uit een vijzelmachine lijkt te zijn gerold. Maar dit gaat ons te ver. Zoals steeds ligt de waarheid ergens in het midden. Hermanns stijl vraagt inderdaad om expressieve, karikaturale koppen, maar trop is nog steeds te veel.

De hoofdvraag is echter of een gezegende leeftijd een alibi is om minder kwalitatief werk af te leveren. Het is een moeilijke, maar voor ons — fans van het eerste uur — mag Hermann nog jaren blijven verder doen. Het is geen Comanche of Torens van Schemerwoude meer, maar hij blijft meer talent hebben in zijn ene pink dan veel van zijn collega’s.

Oh ja, voor de lezers die enkel de laatste regel lezen: Duke is een goede.

___________________________

___________________________

___________________________