Stropke En Flopke

 

Stropke.En .Flopke

Tekenaar: Neels Marc
Scenarist: Neels Marc
Uitgever : Esopus

Tussen 24 oktober 1946 en 8 juni 1950 tekende Marc Sleen voor achtereenvolgens Ons Volkske en ’t Kapoentje de komische avonturenserie Stropke en Flopke. De Avonturen van Stropke (dat eigenlijk niets heeft te maken met Stropke en Flopke, zelfs het hoofdpersonage is iemand anders) tekende hij daarna van 22 juli 1950 tot 27 december 1952. Dat deed hij nog steeds voor de krantenbijlage van Het Volk, ’t Kapoentje, waarvan hij de naam bedacht en waarvoor hij tot 1965 duizenden pagina’s en illustraties tekende. In dat jaar stapte hij over naar De Standaard en liet al zijn reeksen vallen, op Nero na. Het zijn gegevens die we met liefst nog meer achtergrondfeiten graag hadden gelezen in deze facsimilé-uitgave in zeven delen. Brabant Strip zou hier vast een uitdaging in hebben gezien, maar uiteindelijk draait alles sowieso rond de strip. Het eerste avontuur van Stropke en Flopke, Op Avontuur in Marokko, verscheen in 1984 al eens in de collectie Stipdossier van Standaard Uitgeverij. Stropke en Flopke verscheen in 1995-1996 dan weer in een zevendelige exclusieve luxe-uitvoering van amper honderd genummerde en gesigneerde exemplaren en twintig auteursexemplaren. De illustraties voor de posts/covers werden in deze nieuwe softcoveruitvoering van Adhemar (dat momenteel ook Bessy, Jerom, Kari Lente en later nog Robert en Bertrand uitgeeft) hernomen. De prijs komt neer op een kleine 10 euro per deel, een betaalbare versie dus, eveneens in kleur. De albums hebben een variabele lengte van 28 tot 52 pagina’s. Albums met verhalen die nog niet komen aan twintig pagina’s tellen een aantal aansluitende pagina’s met illustraties, covertekeningen en cartoons uit die periode.

In zijn geheel zijn deze zeven albums een aanrader voor elke Sleen-liefhebber. Aan politiek wordt nochtans amper bedreven zoals Sleen wel veelvuldig deed in Nero. De serie werd dan ook gemaakt voor een jeugdbijlage. De grappen zijn eenvoudig met een voorkeur voor slapstick. Er is nu en dan wel aandacht voor uitgewerkte decors daar waar Sleen de sfeer kan scheppen van een locatie zoals een jungle, een woestijn of een stad. Maar het moge duidelijk zijn dat Sleen een beperkte tekenaar is in dit vroege werk… en dat later ook is gebleven eerlijk gezegd. Technisch klopt er weinig: perspectieven zijn steevast verkeerd, onderlinge verhoudingen zijn niet consistent en personages zijn in geen twee prenten gelijk getekend… Och, dat heeft allemaal geen belang want als verteller wint Sleen het pleit.

Net zoals Sleens overige reeksen die geen gagreeksen zijn, kwamen de verhalen in die tijd voor een groot deel à l’improviste tot stand. Het zijn geen hoogstandjes met een doordachte plot, wel een aaneenschakeling van avontuurlijke situaties waarin exotisme en kolder primeren. Er is praktisch geen continent dat de twee jongetjes Stropke en Flopke, veelal bijgestaan door professor Knobbel, niet aandoen. Als Sleen zijn helden van Australië naar de Noordpool wil laten reizen, volstaat een verlaten eiland als tussenstop om er met een zelfgemaakt bootje naartoe te varen. Vliegtuigen (die uiteraard zonder “nafte” vallen), een auto die kan vliegen of een magische parel zijn andere reismiddelen. Opponenten zijn koppensnellers, gevaarlijke dieren zoals leeuwen en tijgers, machthebbers en volkeren van bestaande, verdwenen of geheime beschavingen. Als je dat allemaal door elkaar schudt, volgt de ene na de andere verhaallijn. Sleen jongleert à volonté en pikt gevallen balletjes gezwind weer op zonder het erg te vinden. Dan wij ook niet.

___________________________

___________________________