Levenslijnen

 

Levenslijnen

Tekenaar: Durand Michel
Scenarist: Giroud Frank
Uitgever : Glénat

Oh, had ik maar!… Waarom heb ik dat nu gedaan?… Hoe zou mijn leven eruit gezien hebben als?… Twijfels, wroeging of doodgewoon nieuwsgierigheid. Elke keuze die je maakt, heeft zijn onvermijdelijke consequenties. Wat het leven al helemaal boeiend maakt, is wanneer je eenmaal een beslissing genomen hebt, je niet meer terug kan. De levenslijn van Ellen Baker is hierop geen uitzondering. Ellen is een gevierd humanitair helpster. Braafjes gehuwd. Rijk. Twee mooie kinderen. Tot daar toe klopt het idyllische plaatje. Probleempje is dat haar huidige levenswandel een overcompensatie is voor een loodzware jeugdzonde. Ooit heeft Ellen iemand vermoord en heeft er haar liefdesrivale koudweg voor laten opdraaien. Nu, zeventien jaar later, is de zaak weer brandend actueel, en moet onze rechtvaardigheidsstrijdster verscheurende keuzes maken. Kiezen voor de waarheid van het verleden, kiezen voor de toekomst, kiezen voor haar gezin,…

Bedenker van dit concept is natuurlijk de topscenarist Frank Giroud (De Tien Geboden, Quintett). Hij vliegt er meteen in. In het zwaar beladen eerste deel aarzelt hij helemaal niet om veel lijntjes uit te gooien. Hierdoor komt het geheel sterk bombastisch en soms ongeloofwaardig over. Ook Cuervos – tekenaar Michel Durand verslikt zich geregeld in de pathos. Dit kon beter. Maar Giroud zou Giroud niet zijn als hij geen lumineus idee had. Om de verschillende aftakkingen te verstrippen, verzamelde hij rond hem een ruime schare aan topscenaristen. Hun enige briefing was een miniplotje van amper drie lijnen van waar het verhaal begon en wanneer het eindigde. Op basis van hun uitgeschreven synopsis werden de volgende scenaristen even minimaal ingelicht, enzovoort. Zo kon ieder verhaal chronologisch vervolgen. Het fijne hiervan is dat elke scenarist zo zijn eigenheid kon bewaren. De stijl en ideeën van een Denis Lapière zijn immers totaal anders dan die van pakweg Matz (De Killer), Rodolphe (Kenya) of Philippe Bonifay (Zoo). Ook de aangetrokken tekenaars zijn niet van de minsten om enkel maar Rubèn Pellejero (De Goelagwals), Gilles Mezzomo (Ethan Ringler), Joseph Béhé (Dubbel Ik) en — joepie! — Serrano (Taï Dor) te noemen. Het resultaat van die relatieve vrijheid is al meteen zichtbaar in deel 2. Het is schitterend om te zien hoe eennzelfde beginsequentie wordt benaderd door de verschillende koppels. De Franse Daphné Collignon maakt er in haar op Edmond Baudoin geënte stijl een prachtig geschilderd boek van. En ook Yves Lécossois, in een geslaagde combinatie met Pierre Christin (Ravian), toont in de Afrikaanse piste van het verhaal dat hij meer kan dan wat hij ons toonde in het wat genegeerde Thomas Silane. Zo geven de eerste takjes van deze zware stam al direct de nodige kleur.

Uitgeverij Glénat verwacht heel veel van deze conceptreeks en geeft met deze eerste drie albums al direct het volle pond. Binnen de twee jaar zijn alle veertien albums verschenen. Als de kwaliteit van de verhalen even goed blijft, wordt dit een schone reeks. Duimen maar.

___________________________

___________________________

___________________________